Flitsen & invulflits

 

 

 

Als het flitslicht de enige lichtbron is hebben we het over “vol flitsen”. Naast vol flitsen is de meest gebruikte toepassing de invulflits. Hierbij maak je zowel gebruik van omgevingslicht als van flitslicht. Het omgevingslicht is meestal het hoofdbestanddeel. De flitser dient om bijvoorbeeld een schaduw op te lichten of je onderwerp net iets extra licht te geven, waardoor er meer aandacht naar uit gaat.

Ook kun je een invulflits gebruiken voor een lichtje in de ogen van dieren. Dit wordt veel gebruikt bij vogels, maar in de macrofotografie kun je het ook toepassen, bij dieren met een helder oog, zoals amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren.
In bijna alle gevallen is de standaardhoeveelheid flitslicht teveel. Met de flitscompensatie breng je de hoeveelheid licht terug, vaak 1, soms wel 2 stops om een uitgebalanceerde belichting te krijgen.

Als je de flitser aanzet, stelt de camera vaak automatisch de flitssynchronisatietijd in (1/60 -1/250s). Dat is prima voor het flitslicht, maar soms te kort voor het omgevingslicht. Om beter gebruik te maken van beide lichtbronnen kun je ook flitsen met langere sluitertijden. Stel de camera dan in op flitssynchronisatie bij lange sluitertijden, ook wel ‘slow’ genoemd. Je kunt de camera ook handmatig instellen op een langere sluitertijd. Bewegingsonscherpte ligt dan wel op de loer, dus werk bij voorkeur vanaf statief.

Last van dichtgelopen schaduwen tijdens zonnig weer? Probeer eens een invulflits te gebruiken. Dit vermindert onaantrekkelijke harde contrasten in de foto. Doe dit subtiel, zodat je eigenlijk nauwelijks ziet dat er flitslicht gebruikt is. Pas daarvoor de flitssterkte aan of gebruik een diffuser om het flitslicht zachter te maken. Geen diffuser? Een witte zakdoek of een velletje papier hebben eenzelfde effect.

Werken met een Speedlite

Een Speedlite is bij invulflitsen een geweldig alternatief voor een ingebouwde flitser. Als je camera een ingebouwde flitser heeft en je bevestigt een Speedlite, dan wordt er een schakelaar geactiveerd (in de flitsschoen) die voorkomt dat de ingebouwde flitser wordt uitgeklapt.

Speedlites hebben meer vermogen dan ingebouwde flitsers. Zo heeft de
Speedlite 600EX II-RTeen maximum richtgetal van 60 (ISO 100, meters), wat betekent dat onderwerpen zich tot circa 10 meter vanaf de camera kunnen bevinden. Buiten kan het bereik iets kleiner zijn, maar nog steeds veel groter dan met een ingebouwde flitser.



Wanneer een Speedlite aan een EOS-camera bevestigd is en wordt geactiveerd, flitst deze altijd, zelfs in een situatie waarin de camera niet automatisch de ingebouwde flitser activeert in de volledig automatische, de staande of de close-upmodus.



De handigste opnamemodus voor invulflitsen met een Speedlite is de programmamodus (P). In deze modus wordt de flits-output automatisch aangepast om een goede balans te vinden tussen flitslicht en omgevingslicht.

Buiten hangt de flits-output af van de opnamecondities. Bij weinig licht (onder circa EV 10) krijg je een flits-output alsof je een opname maakt van een onderwerp met dezelfde afstand binnen. Boven EV 10 wordt de flits-output geleidelijk verminderd, tot een maximum van -1,5 stops (-2 stops met E-TTL en E-TTL II automatische flitser) bij EV 13 en hoger. Deze automatische reductie van de flits-output helpt om bij helder zonlicht een betere balans te creëren tussen daglicht en flitslicht.

Opnamemodi

De meeste opnamemodi van een EOS-camera zijn geschikt voor invulflitsen. Hier vind je enkele richtlijnen welke modi je het beste kunt gebruiken en waarom.

Volledig automatisch (Scene Intelligent Auto): zoals eerder opgemerkt, wordt in de volledig automatische modus de ingebouwde flitser geactiveerd wanneer de camera besluit dat flitslicht nodig is. Dit gebeurt bij weinig licht en bij tegenlicht. Dat is prima als je haast hebt en snel en gemakkelijk een opname wilt maken met invulflitsen, maar het biedt je geen creatieve controle.

Programmamodus (P): dit is een goede modus voor eenvoudig invulflitsen. Net als in de volledig automatische modus stelt de camera de sluitersnelheid en het diafragma automatisch in, maar je bepaalt zelf of je de flitser wel of niet gebruikt. Als je de ingebouwde flitser opklapt, wordt er geflitst. Anders niet. Je kunt ook een Speedlite bevestigen en inschakelen.

In zowel de volledig automatische modus als de programmamodus (P) wordt de sluitersnelheid met flitsen beperkt tot tussen 1/60 seconde en de flitssynchronisatiesnelheid van de camera (tussen 1/90 en 1/250 seconde, afhankelijk van de camera). Dit is een beveiligingsmechanisme dat in nieuwere camera's is ingebouwd om te voorkomen dat foto's mislukken door de effecten van camerabewegingen bij lagere snelheden. Meestal zie je dat de lagere snelheid wordt ingesteld. De hogere snelheden worden alleen gebruikt bij fel daglicht. Maar 1/60 seconde is een prima snelheid voor invulflitsen.

Modus Sluitertijdvoorkeuze (Tv): in de modus Sluitertijdvoorkeuze (Tv) selecteer je de sluitersnelheid en stelt de camera automatisch het diafragma in voor de juiste belichting bij daglicht. De camera voorkomt dat je een sluitersnelheid selecteert die hoger is dan de flitssynchronisatiesnelheid van de camera. Als je dat probeert, stelt de camera de sluitersnelheid in op de synchronisatiesnelheid.

Modus Diafragmavoorkeuze (Av): dit is een goede opnamemodus voor creatief invulflitsen. In de modus Diafragmavoorkeuze (Av) selecteer je het diafragma en laat je de camera de sluitersnelheid instellen. Op de
EOS R en alle EOS-camera's die sindsdien op de markt zijn gebracht, wordt in de Av-modus hetzelfde beveiligingsmechanisme voor beperking van de sluitersnelheid toegepast als hiervoor is uiteengezet bij de volledige automatische modus en de programmamodus. Oudere camera's kunnen tot 30 seconden laag gaan. Diafragma is een van de belangrijkste elementen die de scherptediepte bepalen (hoeveel scherp is voor en achter het scherpstelpunt).

Maar je hebt niet de volledige controle over het diafragma. Als je op een stralende dag een zeer groot diafragma instelt, is het mogelijk dat de camera geen sluitersnelheid kan selecteren die kort genoeg is voor een correcte belichting bij daglicht. Het resultaat is een overbelichte foto. Je kunt dit voorkomen door voordat je de opname maakt, de waarde van de sluitersnelheid in de zoeker te controleren. Als de waarde knippert, betekent dit dat je een kleiner diafragma moet instellen.

Als je een zeer klein diafragma instelt, is het mogelijk dat de camera een lange sluitersnelheid instelt, vooral als de zon niet schijnt. Dan krijg je wel de correcte belichting, maar door de lage snelheid kan het nodig zijn de camera op een statief te plaatsen om camerabewegingen te voorkomen.

Handmatige modus (M): in deze modus kun je zowel de sluitersnelheid als het diafragma onafhankelijk van de camera instellen, terwijl de volledige automatische flitsbelichting actief blijft. Dit is handig bij sommige flitstechnieken, maar niet bij invulflitsen. De meeste combinaties van sluitersnelheid en diafragma zorgen niet voor de juiste balans van flitslicht en daglicht. Gebruik in plaats hiervan de modus Diafragmavoorkeuze (Av).

 



 

 

De zomer is dé tijd om foto's te maken. Alles staat in bloei, de mensen zijn vrolijk, de wereld is vol met kleur en er schijnt een lekker zonnetje. Dit laatste aspect maakt het fotograferen niet altijd even gemakkelijk, want bij een felle zon hoort een donkere schaduw en dus groot contrastverschil. Wil je dan toch een goede portretfoto maken, dan moet je de natuur een handje helpen met een invulflits of reflector. Kleine hulpmiddelen met een groot effect.

Invulflits
Het menselijk oog ziet het niet meteen. Maar staat de zon hoog aan de hemel, dan is er in het gezicht in de oogkassen, onder de neus en onder de kin een behoorlijke schaduw aanwezig. De camera registreert deze genadeloos als donkere vlekken en de belichting van een simpele portretfoto in de zon kan zo behoorlijk lelijk zijn. Ook wanneer iemand een petje of hoed op heeft, wordt het gezicht meteen in een donkere schaduw gehuld. Je kunt de belichting van de camera voor deze donkere delen compenseren, maar dan is de kans groot dat de rest van de foto overbelicht raakt en dat is vaak ook niet de bedoeling. De enig juiste oplossing is om de schaduwen in een gezicht op te helderen met behulp van flitslicht. Het klikt tegenstrijdig om in de volle zon bewust te flitsen, maar onderwerpen op een afstand van 2 tot 3 meter worden veel beter belicht dankzij deze bewuste flitsmethode, beter bekend als invulflits. Een invulflits bewijst ook goede diensten bij tegenlicht met het hoofdonderwerp binnen drie meter van de camera.

PHOTOSHOP
Ben je vergeten de invulflits te gebruiken, dan kun je in Photoshop het filter Schaduw/hoog-lichten gebruiken om het hoge contrast op te heffen. Als je in RAW opneemt, dan gebruik je Fill Light in Lightroom of Adobe Camera RAW. Nadelen zijn dat het je tijd kost en dat het resultaat niet altijd natuurlijk is. Je mist ook de catchlights in de ogen van het model.

Reportageflitsen in de P-stand

Stel dat je binnen een receptie moet fotograferen en je overweegt om te gaan flitsen met een Speedlite opzetflitser van Canon op je EOS. Flitsen doe je echter zelden en omdat je al je aandacht bij het onderwerp moet hebben, wil je zo min mogelijk hoofdbrekens hebben aan de (flits)instellingen. Wat doe je dan? Het antwoord is simpel: je laat het denkwerk over aan de camera en de flitser: P-stand, Meervlaksmeting, Auto ISO en E-TTL II. Hoe werkt dat en zijn de resultaten bevredigend? Waarom flitsen?
Bij ISO 6400 en f/1,4 kun je in het halfduister met beeldstabilisatie scherpe foto’s uit de hand maken. Waarom zou je dan überhaupt nog de moeite nemen te gaan flitsen?
Door flitslicht toe te voegen aan het bestaande licht kun je met lagere ISO’s werken (hogere beeldkwaliteit), krijg je mooiere kleuren, kun je de richting van het licht bepalen (structuur, detail), kun je met kleinere diafragma’s (grotere scherptediepte) en kortere sluitertijden (voorkomen bewegingsonscherpte) fotograferen en kun je schaduw of tegenlicht invullen. Met andere woorden: je kunt door te flitsen betere en mooiere foto’s maken. En met E-TTL van Canon doe je dat zelfs zonder al te veel moeite.

Instellingen. De automatiek van een EOS-camera is redelijk ‘intelligent’ en dankzij het E-TTL flitsprotocol van Canon, betrekt hij de 'output' van de flitser bij die intelligentie. Want wat gebeurt er met de instellingen van het diafragma, sluitertijd, ISO en flitskracht als je de camera met een Speedlite (430EX III RT) op de P-stand, meervlaksmeting en Auto ISO zet (EOS 80D)? Pak zelf je EOS en Speedlite er eens bij.

E-TTL II
Wil je onder wisselende omstandigheden flexibel flitsen, dan is het handig dat camera en flitser samenwerken. Bij Canon gebeurt dat via het E-TTL II protocol en alle recente Canon Speedlite flitsers ondersteunen dit. De flitser past dan automatisch zijn flitskracht aan als het omgevingslicht of de afstand verandert, wanneer je andere instellingen kiest of wanneer je in- of uitzoomt. Zou je een ander merk flitser willen gebruiken, controleer dan goed of die E-TTL II van Canon ondersteunt.

Als je binnen bij een gematigde ruimteverlichting (kunst- of daglicht) gaat flitsen, dan is er niet zoveel licht aanwezig, zo'n 8 Ev (overdag bij raam) tot 5 Ev (bij schemerlampverlichting). Werk je dan bij f/4 en mag de sluitertijd niet langer zijn dan 1/60s, dan moet de ISO respectievelijk 400 en 3200 zijn voor een goede belichting.

De camera 'ziet' dat er 'weinig' licht is en in de P-stand zal hij eerst een grote lensopening kiezen om zoveel mogelijk licht door te laten. Als de flitser erop staat (en Aan staat), dan zal hij echter niet de maximale lichtsterkte kiezen van de lens, maar f/4. Zou je namelijk met een EF 50mm 1.8 STM werken, dan zou je bij f/1.8 een erg kleine scherptediepte krijgen en dan kan bij een duo-portret één persoon wel scherp zijn en de ander niet.

Is dat diafragma van f/4 niet toereikend zijn om met een gematigde hoeveelheid flitslicht het onderwerp goed te belichten, dan zal hij de sluitertijd 1/60s maken, maar niet langer. Daarmee voorkomt hij bewegingsonscherpte van onderwerp, zodat er geen rare ‘ghosting’-verschijnselen optreden, zoals bij langere sluitertijden dan 1/60s het geval kan zijn. Dit kan bij flitsen in de Av-stand het geval zijn, waarbij de camera standaard niet beperkt is in de keuze van langere sluitertijden dan 1/60s.

Harde flitsfoto’s
Flitsfoto’s hebben de reputatie om hard te zijn en de sfeer weg te nemen. Dat is inderdaad zo als het flitslicht te krachtig is en niet in evenwicht met de bestaande ruimteverlichting. Dat gebeurt bij lage ISO’s en bij kleine diafragma’s.

Als de flitser aan staat, dan zal de camera de gevoeligheid bij Auto ISO zodanig kiezen dat er een mooi evenwicht zal ontstaan tussen het aanwezige licht en het flitslicht. Bij sommige (oudere EOS-camera's) zal de ISO dan maximaal 400 worden. Dat is prima voor redelijk verlichte ruimtes, maar wordt het donkerder binnen, dan is ISO 400 te laag en ontstaat er bij f/4 en 1/60s alsnog een harde flitsfoto. Als dat het geval is, dan moet je bij die camera's de ISO handmatig verhogen naar ISO 800 of ISO 1600. Bij nieuwere EOS-camera's loopt het bereik van de Auto ISO bij flitsen tot 6400 en dan kiest de camera die hogere ISO zelf in donkerder ruimtes, zodat er evenwicht blijft bestaan tussen flitslicht en bestaand licht.

Stand flitskop
Er zijn EOS-modellen, zoals de EOS 80D, waarbij de stand van de flitskop van de Speedlite invloed heeft op de maximale gevoeligheid bij flitsen met Auto ISO.
Test dat zelf maar eens: flits binnen direct (=flitskop gericht op onderwerp) in de P-stand met Auto ISO en je ziet 1/60s, f/4 en ISO 400. Kantel nu bij dezelfde kadrering de flitskop omhoog en bij weinig licht zal de ISO nu doorstijgen tot maximaal 1600. De camera weet namelijk dat de flitskop gekanteld is en laat dan een maximale ISO van 1600 toe, zodat de flitser dankzij de hogere geveligheid minder sterk hoeft te flitsen en er meer evenwicht ontstaat tussen flitslicht en ruimteverlichting.
Kijk ook even wat de maximale gevoeligheid wordt als je in de Av- of M-stand flitst in combinatie met Auto ISO. Dat maximum kan afwijken van de Auto ISO in de P-stand.

Ga je met de camera naar buiten waar veel licht is en wil je invulflitsen, dan hoef je in de P-stand niet meteen veel aanpassingen te doen. De camera zal de sluitertijd van 1/60s verkorten naar zijn synchronisatietijd (1/160s tot 1/250s) en hij zal de ISO op 100 zetten. Is de foto dan nog te helder, dan zal hij het diafragma knijpen. Zo kun je dan bij tegenlicht prima portretten invullen met flitslicht, mits het onderwerp zich ongeveer op 1,5 tot 3 m bevindt, want buiten is het bereik van flitslicht niet zo groot.

M-stand
Je zou ook in de M-stand met E-TTL en Auto ISO redelijk flexibel kunnen flitsen. Dus bijvoorbeeld op f/5.6 en 1/60s als vaste waarden. ISO en flitskracht zorgen dan voor de juiste belichting. Nadeel is echter dat wanneer je in lichte omstandigheden komt of wanneer je naar buiten gaat, de foto's overbelicht zullen zijn als je niet oplet, terwijl in de P-stand de camera eerst de sluitertijd naar 1/200s zal sturen en vervolgens het kleinste diafragma zal kiezen (f/22) en overbelichting voorkomen wordt.

 

RAW
Door de camera tijdens een flitsreportage op RAW te zetten, kun je zonder al teveel kwaliteitsverlies kleine onvolkomenheden in belichting en kleur aanpassen. Ook kun je ruis naar eigen believen corrigeren.

Verbeterpunten
In de P-stand, Auto ISO en E-TTL kun je met direct flitsen al behoorlijk goede resultaten krijgen in redelijk verlichte ruimtes en je kunt echt al het denkwerk aan het samenspel van camera en flitser overlaten. Is het echter behoorlijk donker in de betreffende ruimte, wil je meer flatteuze portretten (o.a. rode ogen vermijden) of slagschaduw vermijden, dan zijn er nog een paar eenvoudige verbeterpunten voor je flitsfoto’s.

Indirect flitsen
De flitskop van een Speedlite kun je omhoog kantelen en zo kun je indirect via het plafond flitsen. Is dat plafond niet te hoog en is het wit, dan kun je je flitsfoto’s flink verbeteren met zo’n indirecte flits. Allereerst omdat het licht niet frontaal vanaf een klein lichtpunt op het gezicht valt, maar omdat het flitslicht via een groter oppervlak over het gezicht strijkt, wat zo meer doortekening krijgt. Je kunt de Flitsbelichtingscompensatie eventueel een stopje verhogen, mocht het onderwerp iets onderbelicht zijn.

Draadloos met flitsstatief
Flitsfotografie wordt pas echt mooi als je de flitser van de camera haalt en onder een hoek het onderwerp inflitst. Schaduwen en contrast worden dan veel natuurlijk dan wanneer het flitslicht recht van voren komt. Zorg dat je de Speedlite draadloos kunt aansturen en zet hem op een flitsstatief of geef hem in handen van een assistent.

Reflectieschermpje
Indirect flitsen kan een flitsfoto verbeteren, maar ook redelijk harde schaduwen maken onder wenkbrauwen, neus en kin. Een beetje frontaal flitslicht is dan gewenst. Veel Speedlites beschikken voor dat doel over een klein ingebouwd reflectieschermpje, zodat een klein deel van het flitslicht ook direct op het hoofdonderwerp valt. Heeft jouw Speedlite dat niet, dan kun je zelf een klein wit kartonnen plaatje met een elastiekje op de flitskop bevestigen.
Bij indirect flitsen (plafond, reflectiescherm, flitskapje) kan flitskracht verloren gaan. Is het onderwerp daardoor onderbelicht verhoog dan de Flitsbelichtingscompensatie met één of twee stops (zie handleiding).

Tip
Wil je indirect flitsen, maar is het plafond te hoog of niet wit, laat dan iemand een redelijk groot reflectiescherm een meter boven de camera houden als een tijdelijk plafond. Zo’n reflectiescherm kun je ook gebruiken om schaduw ontstaan door flitslicht met datzelfde flitslicht in te vullen door het bijvoorbeeld op de schoot van een zittend model te leggen.

Flitskapje
Als je indirect flitst, dan valt een redelijk concrete lichtbundel via plafond of muur op het onderwerp. Wil je dat het licht nog meer verdeeld wordt, zodat het alle kanten opgaat en daarmee ook schaduwen invult, dan kun je een flitskapje op de Speedlite zetten. Als het flitskapje speciaal bedoeld is voor jouw Speedlite-model en deze flitser is van recente datum, dan zal de flitser het kapje herkennen en dienovereenkomstig zijn flitskarakteristieken aanpassen. Zet de flitskop 90° omhoog met een kapje erop en je kunt dan zelfs bij hoge plafonds het onderwerp mooi belichten met flitslicht.



Kleurfilter
Bij sommige Speedlite-flitsers wordt een kleurfilter meegeleverd. Dit filter is bedoeld om de kleur van het flitslicht (5000-5500K) in balans te brengen met ruimteverlichting door gloei- of halogeenlampen en zo een uniforme witbalans te bewerkstelligen. Wordt een dergelijk oranje filter meegeleverd, dan zal de Speedlite dit filter automatisch herkennen als het filter op de flitskop wordt gezet. Laat de witbalans dan op Automatisch staan (AWB).

Flitssynchronisatie
Met de genoemde instellingen (P, Auto ISO) kun je ook buiten (tegenlicht, schaduw) – bij veel licht – flitsen. Je zult echter merken dat de sluitertijd nooit korter wordt 1/200s of 1/250s. Dit is de zogeheten flitssynchronisatietijd. Bij veel licht is 1/200s echter relatief lang en om overbelichte foto’s te voorkomen, zal de camera dus kleine diafragma’s kiezen. Is de foto nog overbelicht, dan kun je eventueel handmatig de ISO verlagen tot 100. Wil je toch met grote diafragma’s (onscherpe achtergrond) buiten fotograferen, zet dan de Speedlite op High Speed Sync. De flitser wordt dan een stroboscoop en je kunt sluitertijden gebruiken tot 1/4000s.

Algemene tips
Tot slot van dit artikel enkele tips die algemeen handig zijn als je gaat flitsen.

  • LEES DE HANDLEIDING! Van zowel flitser als van het flitsgedeelte van de camera. Zorg dat je beiden bij de hand hebt en probeer interessante zaken meteen uit. Je ontdekt zo ‘verborgen’ mogelijkheden en leert ook bepaalde opties snel te vinden.

  • Voorkom obstakels op de voorgrond, want ze blokkeren het flitslicht op het onderwerp én kunnen overbelicht raken. Probeer ook reflecterende voorwerpen, zoals verkeersborden, buiten het kader te houden.

  • Probeer binnen een afstand van 1,5 tot 3 meter van het hoofdonderwerp te blijven. Zowel voor goede flitskarakteristieken als voor een natuurlijke gezichtsverhouding

  • Vraag - indien mogelijk - of een enkel persoon een stapje opzij of naar voor doet voor een betere belichting (plafondspotje) of compositie (raam of deurstijl). Probeer een groep mensen op één lijn te krijgen op dezelfde afstand tot de camera.

  • Vermijd ramen in het beeldkader. Het kan de belichting behoorlijk verstoren. Kies dan bewust een ander standpunt of zoom meer in.

  • Ga niet haaks op glanzende oppervlakken (vensterramen) staan in verband met reflectie van het flitslicht. Sta je ietwat schuin, dan zie je de weerkaatsing van het flitslicht niet in de foto.

  • Fotografeer bij voorkeur met een horizontaal kader en snijd desgewenst verticaal uit. De sensor heeft vaak toch voldoende pixels. Een liggende foto van 6000 bij 4000 pixels (24Mp) wordt dan staande foto van 2667 bij 4000 pixels (10,6Mp) en dat is nog steeds goed voor een scherpe afdruk van 67 cm bij 1 meter (100 dpi).

  • Als je dichtbij een onderwerp staat (<1m), dan bestaat de kans dat het flitslicht over het onderwerp heen gaat. Sommige flitsers hebben een close-up stand. Of gebruik een flitskabel.

Samenvatting
Wat een kort artikel had moeten worden over flexibel flitsen in de P-stand, Meervlaksmeting, E-TTL en Auto ISO is toch weer een lang verhaal geworden. Excuses. Laat je hierdoor echter niet ontmoedigen en ga als test eerst eens aan de slag in de woonkamer of loop eens met camera en flitser door je huis. Begin gewoon met flitsfoto’s te maken en varieer de verschillende instellingen van de camera (Auto ISO of handmatig), standen van de flitskop, flitskapje ja/nee. Dan krijg je een gevoel wat de belangrijkste parameters zijn tijdens flitsen en dat zal uiteindelijk leiden tot betere flitsfotografie tijdens reportages. En dat met minder moeite, zodat je al je aandacht bij het onderwerp kunt houden.
En zijn foto’s achteraf niet helemaal 100% voor wat betreft belichting, kleuren of kader dan kun je nog veel herstellen in Lightroom. Succes!

Jullie Fotocameraatje, Jan Spoel

Mail@janspoel.nl

www.janspoel.nl

PS, Om misverstanden te voorkomen, dit is hoe ik er over denk, het staat iedereen vrij een andere mening te hebben of het oneens te zijn. Ik hoef geen gelijk te hebben maar ik heb het natuurlijk wel.